De komst van de tram

Vergroting van de mobiliteit van mensen (1909)

In de loop van de negentiende eeuw ontstaat er een uitgebreid spoorwegennet in Nederland. Een groot deel van het land wordt op deze wijze beter bereikbaar, is het niet door treinen dan wel door zogenoemde lokaaltrams. Goeree-Overflakkee blijft lange tijd verstoken van spoorrails. 

Het is de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) die op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden een omvangrijk tramnet, inclusief veerverbindingen, weet aan te leggen. De officiële opening van de tram op Goeree-Overflakkee vindt plaats op 30 april 1909. Tegelijkertijd wordt de veerdienst Hellevoetsluis - Middelharnis-Havenhoofd in gebruik genomen. Het centrale punt voor het eiland wordt station ‘Middelharnis-dorp’. Daar vandaan vertrekken trams richting Ouddorp, Ooltgensplaat en ‘Middelharnis-Havenhoofd’. De gezamenlijke lengte van de baanvakken op het eiland bedraagt ruim 45 km. Bij de buitenhaven van Middelharnis wordt in opdracht van het Rijk een Rijkstramhaven (Middelharnis-Havenhoofd) aangelegd.

Door de tram kunnen de mensen gemakkelijker reizen. Het gaat echter niet snel, want het trammetje heeft vele stopplaatsen. Een reis van Ouddorp naar Rotterdam duurt ongeveer 6 uren. Je moet dan eerst naar ‘Middelharnis-Havenhoofd’ om daar met de boot over te varen naar Hellevoetsluis en daar weer in de tram stappen richting Rotterdam. Voor de RTM levert het vervoer van goederen meer op dan van personen. De goederenwagons vervoeren voornamelijk landbouwproducten, zoals bijvoorbeeld suikerbieten, maar ook wel vee en de post. 

Naast het vervoer per rail wordt er ook het nodige aan de wegen gedaan. In het begin van de twintigste eeuw komen de eerste auto’s, vrachtwagens en bussen op de weg. De grindwegen zijn niet al te best. Zeker in de wintermaanden zijn deze vaak slecht berijdbaar. In opdracht van de provincie worden de doorgaande wegen in de jaren dertig van nieuwe verharding voorzien, beton of asfalt.

Er komen ook meer veerverbindingen naar ‘de overkant’. In de jaren dertig zijn er naast de bestaande verbindingen van Middelharnis op Rotterdam en de RTM-boot tussen Middelharnis en Hellevoetsluis nieuwe veerdiensten tussen Sluishaven (bij Ooltgensplaat) en Dintelsas en één tussen Den Bommel en Numansdorp.

Door de Watersnoodramp van 1953 is er veel schade ontstaan aan de trambanen. Binnen korte tijd weet de RTM de trams weer op de rails te krijgen, maar het spoor is niet meer veilig. Eind 1956 wordt besloten te stoppen, waarna bussen van de RTM het personenvervoer gaan overnemen. Het goederenvervoer wordt overgenomen door de vele vrachtwagens die inmiddels op Goeree-Overflakkee rondrijden. De veerboten zijn met de komst van de Deltawerken uit de vaart genomen.

Voor meer informatie over de RTM, klik op onderstaand document: