De Weel en het Groote Gat

Ooltgensplaat en de strijd tegen het water (1682, 1715 - 1718)   

Na de zestiende eeuw met zijn vele overstromingen blijft het in de zeventiende eeuw lange tijd rustig tot 26 januari 1682. Op die datum komen 28 polders op het eiland onder water te staan en in enkele dorpen veroorzaakt het woeste water veel schade.

Dankzij Hendrik van Dam weten we veel over deze stormvloed, want kort daarna schrijft hij er een boekje over. Het zwaarst getroffen wordt Ooltgensplaat. Het dorp wordt door meerdere dijkdoorbraken van verschillende kanten bedreigd. Volgens Van Dam storten bijna alle huizen aan de Kerkring in. Mensen kruipen op de daken of proberen zich te redden aan takken van bomen. Sommigen drijven op de daken van hun huizen naar de dijken en krijgen daar weer grond onder de voeten. Het raadhuis is gevuld met vluchtelingen, die alles zijn verloren. In totaal verdrinken 22 inwoners en veel vee. 

De stormvloed van 1682 is de laatste grote overstroming vóór de Watersnoodramp van 1953, maar in de tussentijd zijn er nog enkele overstromingen waarmee telkens maar een klein deel van het eiland te maken krijgt. 

Zo’n dertig jaar later is het weer Ooltgensplaat dat flink te lijden heeft van het water. De ellende begint in 1713 als de Noordpolder overstroomt. Deze polder is de eeuw daarvoor ook al enkele keren ondergelopen. Nu wordt toch weer besloten de dijken te repareren. Dat kost natuurlijk veel geld. Het polderbestuur leent geld en alles wordt gemaakt. Twee jaar later, op 3 maart 1715, loopt de polder weer vol met water. Meer polders nabij Ooltgensplaat lopen onder water. Alles wordt gerepareerd en twee jaar later… op 4 januari 1717 is het weer raak, om hopeloos van te worden. Al dat werk heeft veel geld gekost. Ook de schade aan de landerijen is groot. Door het zoute water kan soms een jaar lang niets verbouwd worden op het land. De boeren hebben daarom maar weinig inkomsten, ze hebben eigenlijk alleen maar geld uit moeten geven. Gelukkig krijgt het dorp financiële hulp. De Noordpolder laat men nu maar zitten, daar beginnen ze niet meer aan. Vol goede moed gaat men weer aan de slag om de andere polders droog te krijgen en de dijken te repareren. 900 mensen zijn aan de dijken aan het werk. Zij zijn bijna klaar als op 1 september 1717 een storm alles vernielt wat net is gemaakt. De dijkwerkers, die bang zijn dat zij geen geld zouden krijgen, komen in opstand en eisen hun loon, dat wordt ook betaald. Dezelfde ploeg mannen kan in 1718 weer aan de slag. Op donderdag 16 juni komt het weer tot een opstand. 

Om zes uur ’s avonds trekken zij het dorp in en dreigen de bewoners met messen. Omdat er geen politie is, hebben de bewoners van Ooltgensplaat zelf de grote menigte uit het dorp weten te jagen. Daarna worden de inwoners bekogeld met stenen en moeten zich terugtrekken, maar ze laten zich niet verslaan. Ze weten de groep uiteen te drijven en enkele leiders gevangen te nemen. Inmiddels is het leger gewaarschuwd en de soldaten weten de rust te herstellen. De dijkwerkers gaan weer aan het werk. De polders en het dorp vallen droog. Voor het eerst in twee jaar kan men in de drooggevallen en zwaar beschadigde kerk een dienst houden ook al is de preekstoel vernield. 

Daarna blijft Ooltgensplaat droog. De inwoners kunnen opgelucht ademhalen. Wel hebben de overstromingen in het landschap hun sporen nagelaten. Op de plaats van oude dijkdoorbraken zitten rare bochten in de dijk en diepe spoelgaten zijn nu kleine watertjes geworden. Het zijn nu natuurgebiedjes waar je op een bankje kunt gaan zitten en denken aan het vele werk en getob in het verleden om droge voeten te blijven houden.