Eeuw van overstromingen
Vele overstromingen teisteren het eiland (zestiende eeuw)
Het eiland is omgeven door water. Via havens en over het water kunnen visserij en scheepvaart uitgroeien tot belangrijke inkomstenbronnen voor de inwoners van de verschillende dorpen. Maar het water vormt ook een gevaar. Regelmatig hebben de bewoners last van overstromingen, waarbij niet alleen de oogst en het vee verloren gaan, maar waarvan zo nu en dan ook mensen het slachtoffer worden. Grote watervloeden veroorzaken veel schade en ellende. Zij komen gelukkig niet zoveel voor. Kleinere overstromingen, waarbij slechts één of enkele polders invloeien, komen veel meer voor.
Heel bekend uit de geschiedenisboeken is de Sint Elisabethsvloed van 1421. De gevolgen voor deze vloed zijn enorm. Vele dorpen in Zuid-Holland worden verwoest en zijn nooit meer herbouwd. In de vijftiende eeuw (1400-1500) is de zee, op een enkele overstroming na, vrij rustig. Hoe anders is het in de zestiende eeuw (1500-1600). Een reeks van overstromingen teisteren de jonge polders op Overflakkee. Niet alle gegevens zijn even betrouwbaar als het om overstromingen gaat. Volgens verschillende schrijvers zijn er in de volgende jaren polders onder water komen te staan: 1502, 1503, 1509, 1511, 1521, 1540, 1546, 1552, 1559, 1561, 1563 en 1577. Hierbij gaat het telkens om overstromingen op beperkte schaal. Vooral de dijken van de polders Melissant, Roxenisse, Herkingen, Oude-Tonge op Overflakkee, maar ook enkele polders op Goeree kunnen zo nu en dan het watergeweld niet weerstaan.
Er zijn in de zestiende eeuw ook enkele grote watervloeden, die enorme schade hebben veroorzaakt. Op 5 november 1530 zet een overstroming, die de naam ‘St. Felix quade saterdach’ heeft gekregen, grote delen van Goeree en Overflakkee onder water. Twee jaar later is het weer raak. De stormvloed van 2 november 1532 is mogelijk nog erger. Goeree en een groot deel van Overflakkee staan opnieuw onder water. Het meest berucht is wel de Allerheiligenvloed van 1 november 1570. In het stadje Goedereede blijven weinig huizen onbeschadigd. Ook Ouddorp heeft het zwaar te verduren. De situatie op Overflakkee is mogelijk nog ernstiger.
Een belangrijke taak is weggelegd voor polderbesturen die zorg moeten dragen voor het onderhoud van de dijken, voor de afwatering en de sluizen. Ondanks de vele dijkdoorbraken en overstromingen brengen de mensen steeds weer de moed op het polderland te herwinnen op de zee. De slachtoffers worden begraven, de huizen herbouwd en de dijken gedicht.
Op sommige plekken vinden we nog sporen van dijkdoorbraken, de zogenaamde welen of wielen. Het zijn de restanten van vroegere stroomgaten ter plaatse van een dijkdoorbraak. Met man en macht wordt het gat in de dijk gedicht door om het diepe spoelgat, de weel, een dijk te leggen. Hierdoor ontstaat een opvallende kromming in de dijk. Diverse welen zijn verdwenen, omdat de dijken later zijn rechtgetrokken, maar gelukkig is nog een aantal van deze 'littekens' in het landschap aanwezig.