Kerkelijk oproer
Remonstranten tegen contra-remonstranten (1617 - 1618)
In de jaren 1609-1621 is er een wapenstilstand tussen de ‘opstandelingen’ uit de Nederlanden en Spanje. Deze periode uit de Tachtigjarige Oorlog wordt het ‘Twaalfjarig Bestand’ genoemd
Je zou denken dat dit een rustige tijd is, maar binnen Nederland lopen de gemoederen hoog op. Dit wordt veroorzaakt door een meningsverschil binnen de Protestantse Kerk.
Er bestaat een verschil van opvatting tussen twee Leidse hoogleraren, Arminius en Gomarus. De eerste heeft een milde opvatting over een aantal lastige onderwerpen uit de gereformeerde leer, Gomarus is heel precies. De machtigste man van Holland, raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt kiest voor de mildere Arminius, terwijl de opperbevelhebber van het leger, Prins Maurits, de kant kiest voor de strengere Gomarus. Maurits vreest, dat een milde protestante kerk misschien wel toenadering wil met de katholieke kerk en dat wil hij niet. De ruzie loopt zo hoog op, dat Maurits de inmiddels 71-jarige Van Oldenbarnevelt in 1619 laat onthoofden. In die tijd wordt ook een nationale kerkvergadering uitgeroepen, die bekend staat als de ‘Synode van Dordrecht’. Op die synode wordt onder andere besloten de bijbel te vertalen in het nederlands (de Statenvertaling). De volgelingen van Arminius worden remonstranten genoemd, de volgelingen van Gomarus contra-remonstranten. Tijdens de Dordtse Synode krijgen de contra-remonstranten het voor het zeggen binnen de Protestantse Kerk.
Niet alleen in de hogere kringen is er ruzie en verdeeldheid, ook in sommige plaatsen ontstaan er twee groepen binnen het kerkvolk. Hier en daar loopt het echt uit de hand. Op Goeree-Overflakkee is dat het geval in Nieuwe-Tonge, Middelharnis en vooral in Goedereede. De dominee van Goedereede, Arend Romeijn, kiest de kant van de remonstranten, met het stadsbestuur aan zijn kant. Een deel van de bevolking is het daar niet mee eens. Besloten wordt voor hen de dominee van Ouddorp in de kerk te laten preken. Daarop ontsteken de aanhangers van de Goereese dominee in woede en bestormen bewapend met geweren, speren, stokken en rieken de kerk waar de Ouddorpse dominee op de kansel staat. De zeventig aanwezigen slaan op de vlucht. De dominee en leden van de kerkenraad worden gevangen genomen. Bang voor de gevolgen van deze actie worden de stadspoorten gesloten en het geschut in stelling gebracht. Om de zaak niet uit de hand te laten lopen, wordt besloten de gevangenen vrij te laten. Uiteindelijk komt het niet tot een gewapend treffen. Wel moet dominee Romeijn vertrekken en hij wordt opgevolgd door een contra-remonstrant.